Het startschot zou om 8u00 gegeven worden. Acht uur en nog een beetje, want bezuiden de taalgrens tikt de klok altijd een beetje anders. In mijn onderbuik echter had het startschot al veel eerder geklonken. Krampen, tot drie maal toe smeekten mijn ingewanden om verlichting en dan vlak voor de wedstrijd in extremis nog eens de blaas ledigen tegen een haagje terwijl Fré mijn fiets vasthield.
Was het mijn lijf dat zich -o zo slim- van alle overbodige ballast wilde ontdoen om eens zo gezwind de talloze hellingen te bestijgen? Of waren het gewoon de zenuwen? De nervositeit voor een eerste wedstrijd na maanden zonder competitie? Natuurlijk was er de Hetric, en ja er was de Zeeland Beachchallenge en meer recent mijn kale reis naar Pepingen. Dit was echter anders. Natuurlijk was dit geen échte marathon zoals de Raid Des Hautes Fagnes, de parel die mij verliefd deed worden op het marathonrijden. Wél was dit voor mij de eerste chrono die er toe doet, de springplank naar het marathonseizoen als het ware.
Aan de start ervaarde ik het ondertussen bekende dubbelzinnige pre-wedstrijdgevoel. Gretigheid enerzijds: zin om er in te vliegen, te knallen en het onderste uit de kan te halen. Tegenzin anderzijds: een gevoel van weerzin bij de gedachte aan het 72km lange masochistenpad dat ik aanstonds zou bewandelen. Meer dan drie uur lang met de tong tussen de spaken rijden. Waarom doet een mens dan toch? Is het dagelijkse leven te saai? Is de mens in essentie een kuddedier? Is er een evolutionaire verklaring en zijn wij in se jagers die door het supermarktvlees ontbeerd van hun dagelijkse jachtpartij gedreven worden tot gekte?
Wie zal het zeggen...