En
toch...
Ver van dit voorjaar, in dit en andere opzichten een vreemde eend in de bijt, staat de Grand Raid Godefroy op de kalender. Deze marathon geniet verre van de populariteit van de voorjaarsritten maar is zeker niet te versmaden. Integendeel, in zeker opzicht bezit deze een charme die je elders niet in dezelfde mate terugvindt.
Dat waren er immers 100 minder dan GRG in Bouillon. Deze lange afstand staat voor mij gelijk aan avontuur.
En bij de GRG begint het avontuur reeds daags voordien: wanneer ik 's middags in de nazomerzon mijn kampeerspullen en veel te grote 29" wielen in de piepkleine kofferbak van mijn VW Lupo probeer te stouwen om vervolgens gemoedelijk richting Zuid-België te tuffen. Naar dat stukje buitenland dat in België blijkt te
liggen. Het is eens iets anders, de E411 eens afrijden in plaats van die alombekende E40 die de rode draad door heel mijn voorjaar vormt. En dan die laatste kilometers over de lokale wegen die dwars door de dichte naaldbomen snijden. Mij gaf het een Klein-Canada gevoel en ongeduld om met de bike deze bossen in te duiken.
En het avontuur wordt alleen maar groter wanneer je toekomt in Bouillon. Een nieuwe organisatie had zijn schouders onder de GRG gezet. De nieuwe startlocatie maakte dat onmiddellijk zichtbaar. Niet langer op een grasveld buiten de stad maar midden in het bruisende stadscentrum. Enig nadeel: waar zou ik kamperen? Even navragen bij de organisatie. Ik beleefde enkele stressvolle momenten toen de organisatoren niet meteen een passend antwoord hadden en meerdere malen moesten rondbellen vooraleer ze me konden zeggen waar ik mijn tent kon neerpoten. Uitendelijk bleek het nog steeds mogelijk om op hetzelfde grasveld als het jaar voordien te kamperen.
Dat deed ik dan ook, nagenoeg op hetzelfde plekje aan de oever van de Semois zette ik mijn huis voor die nacht neer. Al snel ontvouwde er zich een nieuwe uitdaging: op de weide was geen sanitair voorzien. Fuck, dat wordt bosprotten. Elke marathon opnieuw vormt dit op één of andere manier een probleem. Na het
installeren van mijn slaapplaats en het koken van mijn pasta op mijn kampeervuurtje ging ik een mooi plaatsje scouten om de volgende ochtend mijn behoefte te doen. Kort nadien legde ik me omstreeks 20u te rusten. Dat was geen overbodige luxe.
Om 5u00 snerpte de wekker mij alweer wakker. De nachtrust was OK geweest maar ook niet meer dan dat. Natuurlijk was ik op dat vroege uur niet onmiddellijk in slaap geraakt, bovendien hadden enkele feestende Nederlandse mechaniciens me 's nachts even wakker gehouden. Mijn oordoppen schermden me af van de felle house- en technotonen maar waren weerloos tegen de zware basklanken.
Snel werkte ik drie reuzenkommen Speltflakes -intussen mijn vertrouwde marathonfood- naar binnen, kleedde ik me aan, zette ik de bike ineen en beklom ik tot drie maal toe een beboste heuvel om mijn darmen te ontlasten. Het was steekdonker, het gras en de tent waren kletsnat van de dauw. Iets na zes trapte ik mijn bike in gang om de 2km naar de startlocatie af te leggen. Aan het startpunt hing ik nog wat nerveus rond (en nog 2x een toilet bezoek zodat we opnieuw op een totaal van 5x/1uur komen = om de 12 minuten, het uur voorafgaand aan het startschot) tot het tijd was om ons naar de startboxen te begeven. De opkomst was zichtbaar laag maar toch een stuk hoger dan het jaar voordien. Wat wil je ook, bedacht ik me. Hoeveel gekken staan er nu op een zondagochtend om 6u45 KLAAR om aan een 160km lange MTB rit te beginnen waarin meer dan 4000hms verteerd worden? 62 blijkbaar. Marginaal eigenlijk.
De start had iets surrealistsich: het was vlak voor zonsopgang en eigenlijk was het nog écht donker toen het startschot over de Semois weergalmde. De dikke mistflarden die de heuveltoppen omzoomden gaven alles een sinistere sfeer. Ik nestelde mij in de kopgroep met de bedoeling om daar zo lang mogelijk te blijven. De Raid begon niet meteen met een startklim maar met een lange ronde door en rond het centrum van Bouillon. De oranje straatverlichting scheen neer op het zich op gang trekkende peloton van waanzinnigen. Na ons rondje Bouillon kregen we alsnog een asfaltklim voorgeschoteld die kort nadien overging in een offroadstuk. Vervolgens reden we vrij lang over relatief vlakke schotterwegen. Waar de snelheid in de straten van Bouillon hoog in de 30km/u had gelegen reden we nu vooraan in de 20. Mijn gevoel zei dat dit tempo niet te hoog gegrepen was, mijn hartslag zij echter iets anders. Waarden boven de 180 werden geregistreerd
en natuurlijk besefte ik wel dat ik dat geen 160 km lang zou kunnen volhouden.
Toch volhardend in de boosheid bleef ik meerijden met de kopgroep.
Na een 15-tal kilometer viel deze wat uiteen door een eerste echt technische afdaling. Meteen had ik door dat de organisatoren ook aandacht hadden besteed aan de speelvogels onder de bikers: een singeltrack met haarspeldbochtjes, boomwortels, drops en alles er op en eraan. Dolle pret maar wel mijn zwakke punt tijdens een wedstrijd. Het was hier dat ik even geïsoleerd geraakte maar al snel pikte ik in op het wiel van een andere sterke biker. Hoewel niet langer in de kopgroep lag het tempo erg hoog. De vraag of ik dit tempo wel zou kunnen volhouden bleef overeind. Helaas mistte onze tandem een pijltje en reden we kortstondig verkeerd. Toch slaagden we erin om meerdere renners op te rapen. Sommigen bleven achter maar andere bleven plakken zodat we uiteindelijk een groepje van een 5-tal vormden. Het tempo bleef hoog liggen. De eerste twee bevoorradingen reed ik voorbij omdat ik voldoende drank had dankzij een combinatie van camelbag en drinkbus. Op de derde bevoorrading hielden we allemaal halt. Helaas duurde mijn stop iets langer als die van de anderen door een gedwongen plaspauze die ik al even had uitgesteld. Ik geraakte achterop en beet mijn tanden stuk op de achtervolging. Lange tijd zag ik het groepje voor me uit rijden, soms leken ze dichter te komen dan weer leek het gat toch groter te worden. Uiteindelijk moest ik aan mezelf toegeven dat het niet zou lukken om terug de aansluiting te vinden.
Op dat punt zaten we 75km ver in de race. Mijn snelle start en het hoge tempo lieten zich voelen. Nu ik niet langer beschikte over andermans wiel om me in vast te bijten drong de vermoeidheid tot me door en zakte mijn tempo ineen als een kaarthuis. Plots reed ik volledig alleen.
Op km 80 begon het mij te dagen. Ik had reeds een zware, volwaardige marathon met de nodige hoogtemeters verreden en ik bevond me nog maar in de helft. De gedachte dat ik nog eens hetzelfde zou moeten doen veroorzaakte een lichte paniek.
Tussen kilometer 80 en 120 heb ik een heel zware periode gekend. Ik heb afgezien als een rund en slechts flarden van herinneringen zijn blijven hangen. Het grootste deel van deze kilometers reed ik volledig alleen
door de stille bossen van Zuid-België. Mijn tempo was enorm geslonken en mijn gemiddelde snelheid stuikte in elkaar. Verschillende bikers doemden op uit de achtergond om me vervolgens te grijpen zonder dat ik een schijn van kans maakte.
'Straks beland ik nog in laatste positie,' dacht ik. De moraal zakte tot onder het vriespunt. Ik voelde me slap, mijn suikerspiegel stond laag maar mijn maag was zo verkrampt dat ik geen gels of repen naar binnen
kreeg. Ik herinner me dat ik aan één bevoorrading langere tijd heb stilgestaan om mijn maag rust te gunnen. Met een combinatie van coca-cola en zoute nootjes geraakte ik weer opgepept om na een korte heropleving opnieuw in een dal te sukkelen.
Vlak voor kilometer negentig was er opnieuw een uitgebreide bevoorrading die me een injectie van energie gaf. Ik kon aanpikken op het wiel van een Franse biker en genoot zo ettelijke kilometers van het tandem-effect. Vorig jaar -toen ik de 130km had gereden- waren de laatste 40kms slechts opvulling om na de 90 mooie kilometers toch maar aan 130 te komen. Toen had ik in extremis mijn gemiddelde snelheid op het relatief vlakke eindstuk nog omhoog gejaagd. Nu was dat anders. Het was duidelijk dat de nieuwe organisatie een serieuze remake had doorgevoerd.
De kilometers die volgden moesten geenszins onderdoen voor de eerste negentig: talloze, schijnbaar oneindig lange klimmen werden ons voor de wielen geschoven en hier en daar zaten er enorm technische stukken bij. Mijn tandem met de Franse biker werd een accordeon en tot slot verdween hij uit het zicht. Wederom werd ik door enkele tegenstanders gegrepen en weer achter gelaten. Ik forceerde gels en repen naar binnen om mijn suikerpsiegel omhoog te krijgen en focuste me op mijn ademhaling om een paniekgevoel te voorkomen. Op een bepaald punt dacht ik dat het halen van de eindmeet een onmogelijkheid was geworden.
Op een cocktail van karakter, masochisme en koppigheid geraakte ik door dit dieptepunt heen. Er kwam terug meer ruimte om te genieten van de slingerbochten die me boven een uitgestrekte vallei voerde. Niets dan bossen. Geen bebouwing die als een grijze vlek het groene tapijt verstoorde. Diep onder me dooraderde een riviertje het wilde landschap.
Ik belandde terug in een flow, met nog 30km te gaan begon de kracht terug in de benen te vloeien. Ik haalde diep adem en schakelde terug een tandje bij. Met een vreugdevol gevoel stelde ik vast dat ik de hellingen weer opgeraakte zonder stil te vallen. Ruw werd deze flow echter doorboken toen ik op een smalle singeltrail
met drops boven een afgrond tegen een steen aanreed. Mijn wiel blokkeerde en ik kwam abrupt tot stilstand. In een reflex sprong ik van mijn fiets. Omdat ik uit ballans was geraakt zat er niets anders op dan naar de kant van de ravijn te springen.
Ik sprong dus letterlijk in de afgrond, landde na een tweetal meter op de flank, schampte mijn heup tegen een boomstronk en kwam met mijn knieën tot stilstand tegen een dennenboom. Gelukkig maar. Kermend klauterde ik terug omhoog naar mijn dubbelgeplooide fiets. Een korte checkup leerde dat ik geen materiële en slechts beperkte lichamelijke schade had overgehouden aan dit avontuur. Ik wandelde verder, kort nadien moest een rotspartij beklommen worden die sowieso niet berijdbaar was geweest.
In de finale van de wedstrijd was ik tevreden met mijn herwonnen krachten en ik schakelde enkele tandjes bij om sterk te eindigen. Desondanks werd ik nogmaals bijgehaald. Het was echter duidelijk dat deze biker me op afdaalcapaciteiten had gepakt. In de klimmen kon ik hem gemakkelijk bijhouden en zelfs losrijden maar
in de daaropvolgende afdaling nam hij telkenss op enkele seconden tientallen meters voorsprong. Een gek met kunde, dacht ik. Toch kwam ik steeds terug in de klimmen.
Bij de laatste bevoorrading hield ik kort halt. Toen men me zei dat er slechts 10 kilometer en 2 klimmen resteerden kon ik niet op van blijdschap. Met de vlam in de pijp viel ik de laatste kilometers aan en wederom haalde ik de sterk dalende biker bij in een lange asfaltklim. Samen reden we richting finishlijn.
Helaas is het vaak zo dat een marathon eindigt met een vaak technische afdaling. Ook hier was dat niet anders. In een bochtige, met linten afgebakende slingerdaling tussen de bomen geraakte ik hem al snel weer kwijt.
Het kon me echter niet meer schelen. Een bordje kondigde aan dat de laatste 2km's waren aangebroken. Niets zou me nu nog tegenhouden, al zou mijn fiets in twee breken, dan nogzou ik naar de aankomst lopen. Moest ik dan een enkel breken dan zou ik er naartoe kruipen. Al moet ik zelfs rollen of me met mijn tanden
voorttrekken aan de takken en de bladeren.
De laatste kilometer liep langs een pad tegen een rotsflank boven Bouillon. Van zodra ik het bos uitreed overschreed ik de finish.Nadien volgde nog een kort geneutraliseerd stuk langs de oever van de Semois. Nu de adrenaline begon weg te ebben, begon de pijn tot me door te dringen. Mijn lichaam was volledig uitgeput en afgepeigerd. Mijn rug en schouders waren zo verkrampt dat ik amper van mijn fiets geraakte.
Ik sukkelde de laatste 2km terug naar de camping met iets wat het midden hield tussen een grimas en een glimlach op mijn gezicht.
En zo reed ik een loodzware maar wondermooie marathon om het jaar af te sluiten. Eéntje om nog veel over te mijmeren en op het sterfbed te herinneren. Eéntje die me een afgemat lijf met daarop een trotse, glimlachende kop cadeau gaf.
Tot volgend jaar Bouillon en alles wat daarvoor komt!
Tim Bernaerts